De leegte in de kamer staarde me aan.
Ik was blij dat mijn ogen zich uit deze nare droom hadden geopend.
Mijn lichaam koel, warm en ontdaan.
Elke emotie van de voorbije twee jaar, voelde ik door me heen stromen.
Een wirwar van beelden die ik niet kon plaatsen,
gedekt door dekens en een pyjama maar me toch zo naakt maakten.
Ik heb geschreeuwd en geweend als het allerkleinste kind,
mijn handen grepen naar mijn gezicht door het duister verblind.
Ik heb uren naar het plafond liggen turen,
getobd over het dansen naar zijn pijpen.
De boodschap van deze droom is geen vast vorm.
Ik kan er niets eens naar grijpen.
Geen besef van tijd, noch ruimte, diep in mijn kussen weggekropen.
Ben uiteindelijk van de grootste miserie naar de badkamerspiegel gelopen.
Me geconfronteerd met de vragen die zich aan me vast hadden geklampt.
Door deze ene nachtmerrie naar het oppervlak gerezen en in zoute druppels verdampt.
Ik dankte God voor de waarschuwing, maar ook voor het verdriet.
Zonder zijn boeten stond ik nu zover nog niet.
Ik heb de tranen weggeveegd maar 't gevoel bleef nog uren hangen.
Uiteindelijk mezelf in slaap gewiegd met mijn vingers gedrukt tegen mijn wangen.
‘S morgens ontwaakte ik tevreden, hij was niet langer keizer.
Mijn rijk was omheind en ik was een pak wijzer.